Emigreren door Elizabeth Veldhuijzen
Hallo beste mensen,
Om mijzelf te introduceren, ik ben Elizabeth, de jongste dochter van Jan en Adriana (Sjaan) Veldhuijzen/van der Neut en ben op 20 juli 1945 om 10.45 p.m. geboren in dit huis. (Alweer een meid!) Het verhaal gaat dat de kruidenier Jaap Romeyn juist zijn boodschappen afleverde toen dat gebeurde ( kun je zien wat een lange uren de kleine zelfstandigen maakten in die tijd!).
Mijn vader was Jan Veldhuijzen,Jan Veldhuijzen, geboren 12 december 1905 te Rhoon, overleden 21 April 1980. in (Apeldoorn ?) en begraven in Ukkel (Veluwe). Mijn moeder Adriana van der Neut geboren 4 mei 1904 te Rotterdam; overleden19 Maart 1983 te Hellevoetsluis en aldaar begraven. Ze trouwden op 26 April 1928.
In het verhaal over de familie Veldhuijzen werd geschreven dat de zaak in Poortugaal werd opgeheven circa 1980. Dit is onjuist. Het huis werd verkocht aan de gemeente in 1963. Mijn vader moest de zaak verkopen wegens gezondheidsredenen en zijn 3 dochters waren niet geïnteresseerd om de zaak over te nemen. Mijn ouders verhuisden naar Hellevoetsluis waar mijn vader tot zijn pensioen gerechtigde leeftijd in de rubberfabriek heeft gewerkt.
Geboren na de oorlog ben ik wel opgegroeid met alle verhalen. Ik weet dus ook dat mijn ouders een joods meisje in huis hebben ondergedoken gehad die ‘s avonds buiten kwam en zich schuil hield in de kastanjeboom voor het pakhuis. Gedurende die tijd verbleven veel familie en vrienden in ons huis en mijn zuster Corrie werd naar bed gestuurd als er huiszoeking werd gedaan. Mijn moeder had lysol onder de deurmat en vertelde dat er een besmettelijke zieke was. Als kind lustte ik geen erwtensoep en kreeg dan ook altijd te horen dat in de hongerwinter de kinderen uit Rotterdam ‘s morgens al vroeg op de stoep van ons huis zaten om 12 uur een bord soep te krijgen die mijn moeder had gekookt en ze vochten om de pan leeg te likken!! Mijn vader gaf ook graan voor de ondergrondse om brood te bakken wat dan werd opgepikt werd door verschillende mensen.
Om een dochter van een molenaar te zijn bracht ook zekere verantwoording mee. Wij werden geacht mee te helpen om de zakken (50-70 kg)met een “trolley?’ (lier) van de vrachtwagen omhoog te laden op de pakhuiszolder waar mijn vader ze op zijn schouder nam en opstapelde. Hij was dan al naar het land geweest om het graan van de boeren op te halen met de vrachtwagen. Het graan werd geschoond en tot meel gemalen. De haver werd geplet en mijn vader maakte ook gemengd voer voor de kippen.
De machines werden elektrisch aangedreven met banden, maar de molenstenen met een enorme diesel engine in de machine kamer wat een groot vliegwiel had. Als kind keek ik vaak hoe mijn vader dat deed en op een gegeven moment wist ik ook de volgorde om de machine te starten. Ook de schoonmachine werd door deze machine aangedreven. Naast de schoonmachine grenzend aan de garage was het ‘stofhok ‘.
‘s Maandags ging hij altijd naar de graanbeurs in Rotterdam met monsters. Als het erwtenmonsters waren moesten wij de beste uitzoeken en mijn moeder kookte dan soms soep om te zien of ze goed waren! De helpers die ik kan herinneren waren Jan Van Halderen, Meyboom, Hannes Mierop en Jaap? van de Brandt.
Toen later mijn vader ziek was reed mijn oudste zuster Gerda de vrachtwagen met een helper om langs de klanten te gaan. Wij moesten ook de klanten aan de deur helpen en het voer afwegen en dat was niet beperkt tot een 5 daagse werkweek. Het was zeker niet plezierig als je met je zondagse jurk meel moest afwegen! We moesten dan een voorraad maken van 5 en 10 kg zakken. En mijn vader was niet erg onder de indruk als je meel of voer had gemorst met het afwegen op de bascule met de koperen gewichten!
Mijn moeder deed de dagelijkse boekhouding en de rekeningen werden tot laat in de avond geschreven aan de huiskamer tafel. Als kinderen werden wij met een handvol geld naar het postkantoor gezonden om het op de giro te doen voor de groothandel. (En wat moest je lang op je beurt wachten als je meneer Mol van Maasoord voor je had!). De vertegenwoordigers van de groothandel zoals U.T.Twijnstra en Delft kwamen dus ook aan de deur. Mijn zus Corrie moest op de fiets met de rekeningen langs de klanten gaan om het geld op te halen en toen zij het huis verliet was het mijn beurt. Ik was toen nog maar 10 of 11 jaar oud en ik weet dat boer Verhoeff van de Slotsedijk mijn ouders belde of dat wel vertrouwd was. Wel er is nooit iets fout gegaan en het was een goede oefening om geld tellen te leren! Op deze manier heb ik ook wel wat mensen leren kennen en ik kan dus nog wel wat namen herinneren.
Omdat mijn vader een van de weinige mensen was in die tijd die een auto had ging hij ook elk jaar met de ouden van dagen opstap met alle andere winkeliers, zoals Tieleman, Van de Pols, Vermaat, Dr. Greup, Romeyn, Schaberg om enige namen te noemen.
Mijn moeder was lid van de vrouwenvereniging en zangkoor en leidde ook eens een kinderkoortje. Verder verleende ze vaak een luisterend oor voor mensen die problemen hadden en we hadden dan ook vaak mensen te logeren om ‘op te knappen”.Ze hield veel van tuinieren en ik denk dat ze in haar graf zou omdraaien als ze de foto’s nu zag van de tuin. Ze had altijd de mooiste tulpen in de tuin die ze van kennissen kreeg uit de bollenstreek en genoot als de bomen in bloei stonden zoals de Magnolia en Prunus en de vruchtbomen.
- Elizabeth Veldhuijzen emigreerde in 1980 met haar man en twee dochters naar Nieuw Zeeland.
Reden voor emigratie was de overbevolking en teruggang in de economie en nuclear power issues.Wij emigreerden in maart 1980 naar NZ waar we de eerste weken bij Jan en Riet van Noordt/Spoormaker in Clevedon waren (Emigreerden in de jaren 50)
Onze eerste aankoop was een auto van een zoon van Piet en Stien van Noordt, een Holden Kingswood, die, daar we nog geen bankrekening of zodanig hadden, werd betaald in cash in biljetten van 10/20 dollars nadat we onze travellercheques hadden geïnd bij de bank. Dus we hadden letterlijk een bruine papieren zak vol met geld om de auto te betalen!Daarna zijn we met onze twee dochters van 3 en zes door het land gereden langs de melkfabrieken om een baan te vinden. We verbleven in motels en moesten ook opletten met de benzine, omdat de pompen dicht waren in het weekend en er ook een autoloze dag was. Een bepaalde dag in de week mocht je niet rijden waar je dus ook een sticker had voor op de voorruit van de auto.
Na rondgetoerd te hebben met de kinderen en met 7 koffers en een grote doos in de kofferbak van de auto werd er een baan gevonden als eerste ethanol manager in Reporoa. Ze waren er een fabriek aan het bouwen voor de productie van ethanol uit wei. Er was een huis met de baan, gelukkig, want de funds waren wel laag ondertussen geworden.Op 1 mei begon het werk. De oudste dochter ging met de schoolbus naar school en de jongste ging later naar het playcentre. Onze huisraad kwam pas in augustus en we hadden wat meubels van de hostel van de melkfabriek. Het eerste jaar hadden we geen koelkast of tv en we moesten ook de vloerbedekking kopen van de $ 600 die we nog over hadden van ons geld.
Daar het op het platteland was maakten we gauw vrienden met de ‘kiwi’s’ en ieder was heel behulpzaam en maakten ons wel welkom. Er waren bijna geen Hollanders daar, dus we moesten met ons Engels uit de voeten. De regel in ons huis is altijd geweest om alleen Hollands te praten als er geen Engelstaligen aanwezig zijn. We zijn ook nooit lid geworden van een Hollandse club. De dichtstbijzijnde plaatsen om boodschappen te doen waren Rotorua en Taupo, 45km enkele reis. Dus we deden dat bij toerbeurt met de buurvrouwen. Mijn buurvrouw liet me haar auto rijden daar ik nog geen rijbewijs had en paste op de kinderen terwijl ik mijn rijles kreeg in Taupo. Dat was een fluitje van een cent vergeleken bij Holland in die tijd, een half uur rijden met een stoplicht in de hoofdstraat en 10 vragen om te beantwoorden. Dat is ondertussen wel veranderd hier.Zonder rijbewijs is het wel tobben, want behalve in de grote steden is er niet veel openbaar vervoer dan alleen voor de lange afstanden. Zo de meeste mensen hebben dan ook 2 auto’s in gebruik tegenwoordig.Wonen op het ‘platteland’ heeft veel voordelen. De scholen hebben allemaal een zwembad en veel sport en speelruimte. In het voorjaar wanneer het jonge vee er is en de meeste kinderen van een boerderij zijn is er calfclub dag op school. De kinderen brengen dan hun kalf of lammetje mee naar school wat ze met de fles hebben opgevoed. Dus onze kinderen hadden dat dus ook. Met sportevenementen en fundraising wordt er verwacht dat ieder zijn steentje bijdraagt, dus “bring a plate”. Dat is dus geen bord, maar iets wat je gebakken of gekookt hebt. Ik dacht het goed te doen door een stapel pannenkoeken te bakken voor een sportevenement. Wel ik kreeg ze bijna allemaal weer mee naar huis, daar de kinderen eigenlijk niet wisten wat het was en gewend waren aan sausage rolls etc .Zo zie je. lands wijs , lands eer, wat de boer niet kent dat eet hij niet!!
De boerderijen hier melken van 300 tot 1000 koeien die het gehele jaar buiten grazen.De kinderen werden lid van de padvinderij hier en ik was assistent daar en later ‘Tawny Owl’. Ook op het playcentre en de school was ik moederhelp, en later toen we ergens anders woonden en ze andere hobby’s kregen ben je ’taxichauffeur’ om de kinderen naar hun clubs te brengen etc.We verhuisden van Reporoa naar Hamilton, Putaruru en Paeroa.Mijn eerste baan hier was in een café-restaurant als waitres en cook in de Karanghaheke gorge toen we in Paeroa woonden in 1987. Vandaar verhuisden we naar Tauranga waar ik 12 jaar verpleeghulp ben geweest in een verpleeghuis/resthome, waarvan ik 9 jaar nachtdienst deed. Hier haalde ik ook mijn certificaat voor ‘care for the elderly’ on the Polythechnic en deed’ in huis’ cursussen waar ik werkte. Daarna werkte ik 8 jaar met intellectueel en physical gehandicapten in een tehuis.Verhuisde 3 jaar geleden naar Taupo waar ik van mijn pensioen geniet met mijn “Kiwi”‘partner.
Ik kan ook nog vermelden dat waar wij woonden en ook waar wij nu zijn het een vulkanisch gebied is met hete bronnen en af en toe aardschokken. Je ziet dan ook de stoom uit de grond komen en we hebben ook de geisers. Heerlijk toch om af en toe in de hot pools te kunnen zwemmen! Wij hebben het gevoel dat we in Paradijs leven met het afwisselende landschap en natuurschoon en de ruimte zonder veel verkeer. Heb me van het begin aan hier thuis in NZ gevoeld en heimwee is mij onbekend, desondanks dat al mijn familie overzees woont.
Een ander verhaal is van toen ik voor de eerste keer naar het postkantoor ging voor postzegels. Er was 1 persoon voor me , dus dacht ‘ nou ik ben zo hier weer vandaan!’ Wel, een half uur later stond ik pas weer buiten. Had intussen al het lokale nieuws kunnen beluisteren! De postbeambte was trouwens heel behulpzaam met alles. Het bank systeem was anders dan in Holland, zo had de nodige uitleg nodig. Ook telefoneren in die tijd ging via een operator en moest je een gesprek dus aanvragen en kon je ook doorverbonden worden. Een gesprek naar Nederland was NZ$ 2.90 per minuut, dus telefoon gesprekken waren schaars. Later was er dus de fax machine, maar in het begin hier was het brieven schrijven die meer dan een week en soms wel 3 weken onderweg waren voor ze aankwamen.De postbode kwam met een busje aan de deur en nam ook de nieuwe post mee om te versturen. Omdat we dus plattelandspost waren (rural delivery) bracht hij ook de melk, brood, krant en ook kon je hem je goed voor de stomerij meegeven.Dat is ondertussen wel veranderd allemaal. In het begin kon je bijna geen bruin brood kopen hier. Met de school hadden we een excursie naar een brood fabriek; dus ik vroeg of ze ook volkoren brood hadden. Antwoord: ‘nee, dat wordt hier niet gegeten!’Ook allemaal veranderd, nu alle soorten brood etc. Mijn kinderen hadden netjes belegde boterhammetjes naar school. Toen ze thuis kwamen werd mij verteld dat de kinderen sla, tomaten en vlees, kaas en natuurlijk koekjes etc. hadden. Dus niet een plakje beleg, maar van alles! Een ander opmerkelijk ding was dat iedere huisvrouw zelf bakte en dat de schaal op tafel werd gezet en ieder hielp zichzelf, Dus de koekschaal is hier vlug leeg.Ook als je ergens op bezoek gaat, b.v. voor ’tea’, wat is de avondmaaltijd, breng je dus meestal ‘a plate’, wat is dus iets wat je gekookt of gebakken hebt en je eigen drankjes. Je vraagt de gastvrouw wat je mee kan brengen. Ook kan je ‘Pot Luck dinner’ hebben, dan is er geen voorkeur wat je meebrengt; zo er is dan volop aan variatie aan gerechten. Een goed systeem vind ik, je behoeft niet altijd als gastvrouw voor alles te zorgen. Ook voor de barbecue neemt ieder zijn eigen vlees mee en de mannen doen dat. Het dessert is hier vaak gebak zoals je dat in Holland bij de koffie hebt. Melkpuddingen eet men hier weinig. Tegenwoordig heeft bijna iedereen een koffie machine, maar in de jaren ’80 was het oploskoffie. Ontbijt in die tijd was vaak gebakken aardappels met worstjes, gebakken uien en bacon en toast. Voor vegetariërs zoals wij, was het moeilijk om uit eten te gaan en werd je wat vreemd bekeken. Je was een grote uitzondering! Bijna iedereen heeft een groentetuin en fruitbomen. En toen we in Tauranga woonden waar veel citrusbomen toen waren, voetbalden de kinderen met sinaasappels op de straat.
In het begin was er ook een verschil met de mannelijk en vrouwelijke begroeting. Als vrouw gaf je een man geen hand, zo ik heb dus een paar maal met een uitgestoken hand gestaan en je was dus ook niet betrokken bij de conversatie, Mannen en vrouwen zaten dus meestal wel apart. Gelukkig is dit nu ook niet zo meer en gebruiken ze de Europese begroeting (kiss, kiss,hug, hug.)Toen we onze eerste tv kochten in Rotorua,, kregen we 3 tv’s mee om uit te proberen, daar de ontvangst niet zo goed was in Reporoa. En dat was op vrijdag. ‘Betaal maar als je ze weer terugbrengt na het weekend!’Een ander opmerkelijk iets was , dat niemand de deuren op slot deed, ook van je auto als je parkeerde. Je begrijpt komend uit Nederland kon ik daar niet aan wennen en hebt die gewoonte maar niet overgenomen. Tegenwoordig is dat dus ook niet meer mogelijk; de criminaliteit is hier wel toegenomen over de jaren en ik denk dat het bijna hier is als toen wij Holland verlieten.Langs de weg en in parken waren op de rustplaatsen barbecues met brandhout voor gebruik en iedereen liet geen rommel of afval achter. In de supermarkt viel je wel op als je per ongeluk je trolley in het midden van het gangpad liet staan; men was te beleefd om te vragen om opzij te gaan.Pas de laatste jaren worden de huizen hier meer met isolatie gebouwd.Het was wel koud in het begin en we hadden zelfs elektrische dekens op het bed. De verwarming in je huis is meestal een houtkachel, losstaande kacheltjes, olie of elektrisch en tegenwoordig een elektrische heatpump aan de muur die zowel als verwarming en als airconditioning kan fungeren. Men komt daar inmiddels wel op terug daar je het gevoel hebt op de tocht te zitten. Wel gemakkelijk als je direct warmte wil hebben.Centrale verwarming zoals in Holland komt zelden voor. Wij hebben een houtkachel en dat brengt met zich mee veel hout stapelen voor de winter en houtjes hakken. Het houd je wel fit als je wat ouder bent. ‘Wie zijn hout hakt, is 2x warm!’ zeggen ze hier.Het hout is vrij duur nz$ 250-300,- gemiddeld per aanhangwagen tegenwoordig, afhankelijk van de houtsoort.. In 1980 hadden we een vrachtwagen vol voor $80.- wat aan huis werd bezorgd. ‘Mevrouw, waar moeten we storten?’ werd me de eerste keer gevraagd. Zonder er bij na te denken zei ik: ‘op de drive way.’. Dus dat gebeurde.Wel, dat was niet erg fantastisch, daar onze auto in de garage stond op dat moment en we het hout eerst moesten stapelen voor we weg konden gaan!Nou ja, al doende leert men! Ze moesten wel gelachen hebben!Emigratie is een hele stap in je leven, maar als je niet teveel verwacht maar je aanpast en niet teveel vergelijkt met waar je vandaan komt, en neemt het leven zoals het komt kan het je verrijken.Het is hard werk , je blijft altijd ergens ‘een vreemde in Jerusalem”, vooral als je een accent hebt. Maar tegelijkertijd kan het daardoor veel plezier geven als je om jezelf kan lachen.
Elizabeth Veldhuijzen.