Nieuwsbrief nr. 20 – augustus 2015 

20.1 Van het bestuur

Terwijl u hopelijk geniet van een mooie zomer zijn we in de Oudheidkamer al weer druk bezig met het inrichten van de nieuwe expositie, die zal gaan over de tuinderijen in Rhoon en Poortugaal. Het belooft weer heel mooi te worden. Ik heb er nooit bij stil gestaan dat er zoveel tuinders in onze gemeente werkzaam waren. Heel veel scholieren verdienden vroeger een zakcentje met bijvoorbeeld aardbeien en bonen plukken.

De expositie “Samenspel”, die het afgelopen halfjaar een kijkje gaf in het verenigingsleven in onze gemeente, oogstte bij de bezoekers veel waardering; er waren dan ook prachtige foto’s te zien en mooie vitrines. Toch hadden we van de verenigingen meer respons verwacht!

De diamiddagen werden zoals verwacht weer heel druk bezocht. Het is altijd weer leuk de reacties in de zaal te horen en te zien hoe men geniet van de foto’s uit vaak lang vervlogen dagen. Sinds kort hebben we ook een geluidsinstallatie aangeschaft, waardoor we nog beter dan voorheen de dia’s van commentaar kunnen voorzien. Dit met dank aan onze donateurs, die het mogelijk maken dat wij ons werk kunnen blijven doen.

In het najaar zal de Oudheidkamer ook weer een diamiddag organiseren voor onze verzorgingshuizen “Hooge Werf” en “Klepperwei”. Het geeft altijd veel voldoening om te zien hoe de bewoners, die vaak aan het huis gekluisterd zijn, genieten van al die mooie foto’s die zoveel herinneringen oproepen.

Wij hopen u in september weer te begroeten bij de nieuwe expositie die wij voor u hebben georganiseerd.

Arie Beukelman, voorzitter.


20.2 Tuinders.

Op zaterdag 5 september a.s. start in de Oudheidkamer een nieuwe tentoonstelling, die leven en werken zal belichten van tuinders (groente- en fruitkwekers) in Albrandswaard. In de jaren ’40 waren er in Rhoon ca. 40 tuinders en in Poortugaal ca. 30 en ± 10 fruitkwekers.

Tuinders moesten lang, hard en zwaar werken om financieel het hoofd boven water te houden, zeker tijdens de grote crisis van 1929 tot 1940. Zij werkten op hun land vaak zo lang als het licht was en soms ook nog ’s nachts.

Een specialiteit van tuinders was de aardbeienteelt, waarvan de pluk vaak door vrouwen, werklozen en jongeren werd gedaan.

De tuinders brachten soms dagelijks hun producten naar de veilingen in Rotterdam-Zuid. Tijdens de tentoonstelling zullen foto’s en voorwerpen te zien zijn uit het tuindersleven.

Leendert en Neeltje Leentfaar achter hun huis aan de Dorpsdijk te Rhoon.

In de volgende Nieuwsbrief hoop ik nog wat uitgebreider op dit onderwerp in te gaan.

Roelof Dubel, bestuurslid.


20.3 De bibliotheek van de Oudheidkamer.

 

Bij een bezoek aan de Oudheidkamer zult u ongetwijfeld een blik geworpen hebben op de bibliotheek.

In onze bibliotheek hebben wij boeken, artikelen en geschriften over zaken die betrekking hebben op Albrandswaard, Rhoon en Poortugaal en de regio. In de afgelopen maanden hebben wij alle documenten geïnventariseerd en gerubriceerd. Een catalogus daarvan kunt u natuurlijk inzien, maar u kunt ook thuis op uw gemak op onze website bekijken wat wij allemaal ter beschikking hebben.

U kunt zoeken onder de volgende lemma’s (aan uitbreiding wordt gewerkt):

Albrandswaard, Rhoon en Poortugaal
Hoogvliet en Pernis
Charlois
Rotterdam
Eiland IJsselmonde
Zuid-Hollandse Eilanden
Ambachten, Volkskunst en Volksverhalen
Watersnood 1953.

Een aantal artikelen is te vinden op onze website onder de koppen Albrandswaard, Rhoon en Poortugaal. Onder Albrandswaard vindt u ook publicaties die betrekking hebben op de oorlogsjaren in onze dorpen.

Wij pretenderen niet dat onze bibliotheek compleet is. Niet alles is onderzocht en opgeschreven. Als u documenten heeft die u met ons wilt delen, zullen wij dat zeer op prijs stellen.

U kunt materiaal inzien in de bibliotheek, wij lenen niet uit.

 

Annie van der Veen-Groenenboom, secretaris.


20.4 Leendert Rooiman (1916-1944) 

Dit verhaal gaat over een Poortugaalse boerenzoon, die zijn leven gaf voor onze vrijheid.

Leendert Rooiman werd geboren te Poortugaal op 7 april 1916 als zoon van Jan Rooiman en Maartje Hoek. Vader Jan Rooiman en broer Joost vertrekken eind jaren ‘20 naar Diepenheim en Markelo in Twente waar ze een boerderij pachten.

Leendert Rooiman en Alberdina Bannink

 

Leendert Rooiman trouwt in april 1944 met Alberdina Bannink en gaat boeren op de boerderij “De Kaap” in Noordijk, gemeente Neede.

Leendert sluit zich aan bij de afdeling Geesteren van de Landelijk Organisatie (L.O.) voor hulp aan onderduikers. Deze organisatie die opgericht is door de gereformeerde predikant F. Slomp, alias Frits de Zwerver, en de Winterswijkse Th. Kuipers-Rietberg, genaamd tante Riek, helpt onderduikers en werkt samen met onder meer de Landelijke Knokploegen (K.P). 

Leendert heeft in die hoedanigheid Joodse onderduikers ondergebracht bij zijn schoonfamilie Bannink in Gelsenaar en op de boerderij van zijn ouders in Diepenheim. Sinds juni 1944 zijn Bep en Piet van Praag uit Amsterdam daar ondergedoken.

Op de avond van 17 november 1944 trekt een grote legermacht soldaten van de Sicherheitsdienst (S.D.) vanuit Lochem het Westerflier in voor een inval in de boerderij van de familie Rooiman. Vader Jan Rooiman en de zoons Leendert en Jaap worden hierbij mishandeld en naar Lochem afgevoerd.

Het echtpaar Van Praag wordt ook opgepakt en afgevoerd. Zij overleven echter wel de oorlog. Van hun aanwezigheid was de S.D. niet op de hoogte dus dat was niet de reden van de inval. Men wilde weten waar zich Jan Beck bevond. Hoewel ze het weten, zwijgen de broers ondanks marteling en worden naar Lochem overgebracht. Diepenheimer Jan Beck is voor en in het begin van de oorlog bij de marechaussee in Almelo. Nadat een vriend een Duitse militair heeft doodgeschoten, duikt Jan Beck in Diepenheim onder.

Leendert Rooiman moet zich melden voor tewerkstelling in Vreden, Duitsland, waar hij kort daarop op 9 december 1944 aan de gevolgen van de mishandelingen overlijdt. Zijn dochtertje Leni die in februari 1945 geboren wordt, heeft haar vader dus nooit gekend!!

Arie Beukelman, voorzitter.

Bron: Uitgave “Blij kun je eigenlijk niet zijn ” van de Historische kring Diepenheim.


20.5 Stoomtram RTM in het nieuws.

De stoomtram van de RTM doorkruiste vanaf 1904 Poortugaal en Rhoon. Rotterdam en de Zuid Hollandse eilanden waren vanaf dat jaar met elkaar verbonden. De tram was tot 1965 niet meer uit de dorpen weg te denken. Met enige regelmaat haalde deze stoomtram het nieuws. De ene keer was het goed nieuws, de andere keer was het slecht nieuws en van tijd tot tijd was het hilarisch nieuws. In dit artikel laat ik u een aantal berichten uit regionale- en landelijke dagbladen lezen. Berichten uit de tijd dat de stoomtram van de RTM het Poortugaalse en Rhoonse leven beïnvloedde. In de cursief gedrukte krantenberichten staat alles nog in de oude spelling en zijn stijl- en spelfouten letterlijk uit de krant overgenomen.

Het oudste bericht dat ik gevonden heb is van 26 oktober 1881, en stond in het Algemeen Handelsblad.

Pernis, 24 Oct.
De stoomtram door het Rhoonsche eiland is thans door de toestemming van de daarbij betrokken gemeente en polderbesturen verzekerd. De tram zal lopen van Rotterdam naar Charlois, Rhoon en Poortugaal.
De Albrandswaardschedijk wordt voor rekening der maatschappij begrint. De tram gaat dan langs dien dijk tot de Albrandswaardsche haven, van waar een stoomboot voor rekening van den heer A. Smit, te Slikkerveer, naar Oud-Beijerland zal varen, evenals een stoomboot naar Spijkenisse
.

Een half jaar later, op 5 mei 1882, staat in het Rotterdams Nieuwsblad dat de vergunningen zijn afgegeven door polder- en gemeentebesturen. Het tracé is dan al iets gewijzigd. Het zal nog jaren duren voordat de tram daadwerkelijk Rhoon en Poortugaal zal doorkruisen.

De eerste RTM-stoomtramlijn werd op 2 mei 1898 tussen Rotterdam-Zuiden de Hoeksche Waard geopend. Op zaterdag 1 oktober 1904 werd de lijn van Rotterdam-Zuid naar Spijkenisse in gebruik genomen. Voor de inwoners van Rhoon en Poortugaal lagen Spijkenisse en Rotterdam nu op een comfortabele manier binnen hun bereik.

 

 

Na 1 oktober 1904 zal de Stoomtram vaker in het nieuws komen. Een leuk bericht om te lezen is van 9 september 1909, het stond in “Het nieuws van de dag”, onder de kop ‘Rechtzaken’

Voor het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage heeft Donderdag terechtgestaan de 22-jarige arbeider G.V. uit Rhoon, die door de Rechtbank te Rotterdam veroordeeld was tot één maand gevangenisstraf wegens het door schuld doen ontstaan van gevaar voor het verkeer door stoom vermogen op een spoorweg, door het leggen van een plank over de rails der stoomtram van Rhoon naar Rotterdam.
Gelukkig waren daaruit geen onheilen ontstaan.
Evenals in eerste instantie hield de beklaagde ook thans vol onschuldig te zijn. Zijne aanvankelijke bekentenis zou hem afgeperst zijn door een veldwachter, die hem, zonder eten of drinken, van ’s ochtends 9 uur tot ’s avonds 6 uur zou hebben gelaten in een arrestantenhok, volgens beklaagde onder de bedreiging dat, als beklaagde niet bekende, hij geboeid naar Rotterdam zou worden vervoerd; terwijl hij, als hij maar schuld beleed, terstond op vrije voeten zou worden gelaten.
Die bewering werd echter ten stelligste tegengesproken door de ook thans als getuige gehoorde Rijksveldwachters. Een van dezen deelde voorts mede, dat hij den beklaagde na diens arrestatie een paar boterhammen met een glas melk had verstrekt.

Een bericht van totaal andere aard is van ondernemer V.d. Schee uit Poortugaal. Hij zag zijn kans schoon om op een ludieke manier gebruik te maken van de RTM-tram. Zie onderstaande advertentie.

Veel krantenberichten waren van minder vrolijke aard. In onderstaand bericht liep het nog goed af.

Nieuwsblad van het Noorden 6 juni 1906

Zaterdagnamiddag werd de melkwagen van den veehouder H.G.D. te Rhoon, aan den overweg over den Kleidijk aldaar, door de stoomtram aangereden.
De locomotief, den wagen achter de voorwielen pakkende, schoof dezen met het aangespannen paard ongeveer 4 M. voor zich uit; toen brak de bolnagel; paard en voertuig waren gescheiden; zij kwamen respectievelijk ter rechter- en linkerzijde van de Baan in de sloot terecht.
H.G.D. kwam door den schok op een treeplank van een tramwagon te liggen, terwijl zijn bij hem zittend 4 jarig zoontje tusschen de brokken van den melkwagen gekneld raakte. Het kind werd spoedig opgenomen. Beiden zijn er met eenige ontvellingen, schrammen, kneuzingen en den schrik afgekomen.
De machinist heeft vóór den overweg voldoende gebeld en zoo krachtig mogelijk geremd om het ongeval te voorkomen.

De oorzaak!… H.G.D. had een nieuw gekocht paardje voor den wagen, daaraan wijdde hij alle aandacht; hij hoorde dus niet bellen en zag tram noch overweg.

In 1908 en 1913 werden de eerste twee dodelijke slachtoffers uit Rhoon gemeld, ongelukken die beide in Charlois hebben plaatsgevonden.

Op 29 september 1916 meldden zowel “De Leeuwarder Courant” als het “Nieuwsblad van het Noorden” het volgende artikel onder de kop: Tramontsporing.

De tram der Rotterdamse Stoomtram, die komende van Hellevoetsluis gisteren te half drie te Rotterdam moest aankomen, is op de Rijsdijk even voor Rhoon, gederailleerd. De locomotief ligt op zijn zij in een sloot. De daarop volgende bagagewagen staat er recht tegen op en het passagiersrijtuig staat dwars over de rails.
De machinist, die beklemd geraakte, is gedood. Van de inzittende passagiers werd niemand gekwetst.

Opvallend in het artikel is dat eerst de minder belangrijke zaken gemeld worden en pas aan het eind de dood van de machinist. De Telegraaf bracht het bovenstaande bericht wat humaner en had dezelfde tekst als hierboven beschreven maar met de kop: “Machinist gedood”

Niet alleen personen kwamen om bij de diverse ongevallen. Rotterdamsch Nieuwsblad 20 augustus 1926

” Door de stoomtram gegrepen”
Gistermiddag werd nabij het station Poortugaal door de stoomtram der R.T.M. aangereden een boerenwagen bespannen met twee paarden, toebehoorende aan E. Verhoef te Poortugaal. Beide paarden werden gedood. De voorman A. v. d. Stoep en een broer van den eigenaar die op den wagen zaten, werden er afgeslingerd doch kwamen gelukkig naast de tram neer en kregen weinig letsel.

Een ander droevig artikel uit de Nieuwe Tilburgsche Courant van 24 juli 1933:

De 64-jarige hulp/brievenbesteller H. R. uit Rhoon is in die gemeente Zaterdagmiddag terwijl hij op de spoorbaan fietste door een stoomtram gegrepen. R. werd ongeveer honderd meter voortgesleurd en was op slag dood.

De plaatselijke huisartsen hebben van tijd tot tijd hulp moeten verlenen bij ongevallen. Hieronder een stukje waar dr. Greup assistentie heeft moeten verlenen.

Op 12 juni 1934 meldt De Tribune”

Noodlottig ongeval.
Op het kruispunt Rijsdijk en den Provincialen weg kwam Zondagavond de 21–jarige mej. J. Smeling uit de Zwarte Paardenstraat op haar fiets uit Spijkenisse en was op weg naar huis. Nabij bovengenoemd kruispunt kwam een stoomtram van de R.T.M. haar achter op. Vermoedelijk heeft de wielrijdster deze tram niet opgemerkt, want toen zij wilde oversteken werd zij door de derde wagon gegrepen en opzij geworpen. Zij bleef bewusteloos liggen. Dr. Greup uit Poortugaal, die spoedig ter plaatse was, constateerde dat zij een bekkenbreuk had bekomen, alsmede kneuzingen aan rug en linkerknie. De G.G.D. uit Rotterdam vervoerde de gewonde per auto naar het ziekenhuis aan den Coolsingel, waar zij ter verpleging moest worden opgenomen.

Diverse kranten meldden op 17 januari 1931 een ernstig ongeval met de tram.“Ernstige botsing tusschen stoomtram”

Op 16 Januari is op den onbewaakten overweg van de R.T.M. aan den Rijsdijk tusschen Charlois en Rhoon nabij Rotterdam een ernstig ongeluk gebeurd, waarbij wonder boven wonder geen menschenlevens te betreuren zijn geweest. Er waren slechts twee gewonden.
Op den druk bereden Rijsdijk, die de verbinding vormt tusschen Rhoon en het veer Goidschalksoord, kwam een luxe auto, een Studebaker, uit de richting Rhoon, bestuurd door den heer K. van Sittert jr., die in dienst is bij zijn vader, eigenaar van een maalderij en meelpakhuis te West-IJsselmonde.
Toen hij den overweg naderde, moet hij niet gezien hebben, dat er van rechts, uit Hellevoetsluis, een trein van de R.T.M. aankwam.
Toen de trein den overweg passeerde, is de auto pal tegen één van de twee achter de locomotief gekoppelde postwagens gereden.

Hij zou niet eens met zoo groote vaart hebben gereden, niet meer dan 30 K. M. per uur. Toch derailleerde de postwagen. De machinist van den trein gooide zijn machine onmiddellijk in de remmen, doch het gevolg van het sterke remmen en het feit, dat de postwagen was gederailleerd, was, dat de vier achter den laatsten postwagen gekoppelde personenwagens, een daarachter komende goederenwagen en een achttal vrachtwagens, die den staart van den trein vormden, opstuwden.

De twee postwagens kwamen dwars op de rails te staan, drukten met groote kracht op elkaar in en versplinterden. De voorste personenwagen kwam ook dwars te staan, verbrak zijn koppelingen, die ver weg sprongen en reed den dijk af, met den kop in een sloot, terwijl vóór- en achterbalcon ervan totaal werden vernield. De tweede personenwagen kreeg ook een deuk in zijn voorbalcon en derailleerde.
De goederenwagen sprong ook buiten de rails en de locomotief tenslotte maakte een heelen zwaai om, kwam achterstevoren te staan, half bedolven aan één kant door het wrakhout van de postwagens. De auto werd gekraakt. Van voren is de Studebaker als blik in elkaar geslagen. De motor is fijngeknepen.

Maar de zitplaats van den bestuurder was niet noemenswaardig ingedrukt, zoodat hij er het leven heeft af kunnen brengen. Door de glasschreven werd hij slechts aan den rechter-onderarm verwond. De tweede gewonde was een ambtenaar van de Posterijen, die de post aan het sorteeren was toen het ongeluk gebeurde en er af is gekomen met een paar schrammen en builen aan het hoofd. In het rijtuig, dat met den kop in een sloot terecht kwam, zaten ongeveer 15 reizigers. Zij kwamen echter allen met den schrik vrij.

Tramongeval 17 januari 1931

 

De straffen waren niet mild als je een dergelijk ongeval veroorzaakte in die tijd. Lees onderstaand artikel uit de Telegraaf van 25 november 1931.

Het tramongeluk onder Rhoon. Rotterdam 25 Nov.

De rechtbank heeft uitspraak gedaan in de zaak van een chauffeer uit IJsselmonde, die terechtgestaan heeft, er van verdacht de ernstige aanrijding met een tram van de R.T.M. op den Rijsdijk te Rhoon op 16 Januari, waarbij twee postwagens, benevens de locomotief uit de rails werden geworpen en zeer groots materieels schade werd aangericht, door zijn onachtzaam rijden met een auto, te hebben veroorzaakt, De rechtbank veroordeelde hem tot fl. 100,00 boete plus 20 dagen hechtenis.

In 1965 verdwijnt de tram uit onze dorpen. Hieronder enkele gedeeltes uit een persbericht dat stond in het Vrije Volk van 8 november 1965:

RTM-tram verdwenen uit de Rotterdamse straten

De RTM-tram is weg uit Rotterdam en uit Rhoon, uit Poortugaal, uit Hoogvliet. Voorgoed. – Zaterdagmiddag om half vijf vertrok volkomen onverwacht, zoals de traditie bij deze maat-schappij dat wil, de laatste tram uit de Rosestraat. Zonder feestelijk vertoon, zonder veel ophef zelfs. De tram rijdt nu nog slechts op het traject Spijkenisse—Hellevoetsluis v.v. De opheffing van dit laatste stukje railverbinding zal wel enkele maanden op zich laten wachten…

Aan het eind van het artikel staat nog geschreven:

Door het onverwachte karakter van de opheffing van de tram tussen Rotterdam en Spijkenisse hebben zeer tot genoegen van de RTM de souvenirjagers geen kans gekregen.
Alleen de bordjes die bij de tramhalten waren aangebracht om het reizende publiek van de veranderingen op de hoogte te stellen, hebben het moeten ontgelden.

Ze verdwenen, waardoor het voorkwam, dat reizigers in bijvoorbeeld de Rotterdamse Rosestraat op een tram gingen staan wachten die niet meer kwam. De RTM heeft, toen zij lucht kreeg van deze situatie, maatregelen genomen om de passagiers naar de Oranjeboomstraat en de daar aanwezige bushalten te verwijzen.

Niet alleen de stoomtram van de RTM maar veel stoomtrammetjes in het land hadden de bijnaam “Het Moordenaartje”. Helaas blijkt uit de berichtgeving in de regionale en landelijke pers dat de bijnaam van de tram enigszins gerechtvaardigd is. Tussen 1906 en 1965 zijn er tussen Rhoon en Poortugaal minimaal 5 doden en een 20-tal zwaargewonden gevallen. Verder zijn er paarden omgekomen en zijn er diverse paarden gewond geraakt.

Om niet al te somber te eindigen een grappig artikel tot slot. Het gebeuren heeft niet op Albrandswaards grondgebied plaatsgevonden, maar dat mag de pret niet drukken. Poortugaal komt in ieder geval wel in het artikeltje voor. Het is een bericht uit “Voorwaarts”, een sociaal-democratisch dagblad. 11 november 1931.

Te hard gereden.

Wegens overtreding van het tram-reglement was de 41-jarige C.M. v. Z. machinist bij de R.T.M, door den kantonrechter veroordeeld tot f 5 boete of 1 dag hechtenis. Hij zou nl. op den weg tusschen Poortugaal en Spijkenisse op het kruispunt van den Hoogvlietschedijk met een snelheid van meer dan 10 K.M. gereden hebben. De veldwachter A. Drost had de overtreding met een stopwatch in de hand geconstateerd. In 10 seconden had de stoomtram een afstand van 63 1/2 Meter afgelegd, het geen neerkomt op een gemiddelde snelheid van 22.86 K.M.
De machinist, die van het vonnis van den kantonrechter in hooger beroep gekomen was, verklaarde, dat de weg na bij het kruispunt helt. De trein mindert er dus vanzelf vaart. Vóór het kruispunt en daarna mocht hij rijden zoo hard hij wilde. Naar verdachtes meening heeft hij op het kruispunt niet harder dan 10 KM. gereden. De veldwachter hield vol, dat hij ook met het „bloote oog” had geraden, dat de tram te hard reed.

Jan Klingens, bestuurslid.

Toestemming voor plaatsing van dit artikel is op 24-4-2015 verleend door de Koninklijke Bibliotheek.


20.6 “Het schildershuis”.

In onze Nieuwsbrief van augustus 2014 schreef Jan Klingens een stukje over het huis van dokter T.A. Donkersloot, staande ter plaatse van het huidige garagebedrijf Palsgraaf, Dorpsdijk 120, in Rhoon. In het stuk worden even de buren van de dokter, de familie Dubel, genoemd. Dat bracht mij op het idee te proberen iets te schrijven over die buren, zij waren mijn voorgeslacht.

Het pand dat tegenwoordig “Het Boerderijtje” wordt genoemd, staande op de hoek Dorpsdijk/Werkersdijk, werd in 1863 gebouwd in opdracht van mijn overgrootvader, Cornelis Dubel.

De eerste Dubel waar we iets van weten, was Johan Diderick, die in Hessen in Duitsland geboren zou zijn in 1718, in ’s-Gravenhage op 28-10-1771 overleden aan de tering (TBC). In 1745 trouwde hij in ’s-Gravenhage met Sophia Magdalena Huijer, nog in de Hoogduitse kerk. Sophia was afkomstig uit de omgeving van Hannover, Duitsland. In 1757 huwde Johan Diderick voor de tweede maal, nu met Geertruij van Melsen, in de Scheveningse kerk (N.H.?), zij overleed in 1802 “aan het water” (d.i. hartzwakte).

Johan Diderick kreeg acht kinderen, allen uit het tweede huwelijk. Zij werden gedoopt in de Evang. Lutherse kerk, behalve het jongste kind, geboren 158 dagen na het overlijden van de vader, dat werd gedoopt in de Kloosterkerk.

Het oudste kind, Johannes Friderich, werd geboren in 1758 te ’s-Gravenhage, hij werd van beroep postiljon. Uit bronnen blijkt dat hij waarschijnlijk de postkoets bestuurde, die de post (en passagiers?) vervoerde tussen de grotere plaatsen. Hij overleed in Brussel in 1824, mogelijk was hij daar vanwege zijn beroep. Hij trouwde in 1780 te ’s-Gravenhage met Anthonia Hiddemans. Hij huwde voor de tweede maal in 1814 met Amalia Naber. Hij kreeg tien kinderen, allen uit het eerste huwelijk.

De oudste, Anthonie Lambertus, geboren in ’s-Gravenhage op 04-08-1781, gedoopt in de Grote Kerk, werd van beroep verver en glazenmakersknecht. Hij trouwde in 1805 in Oud-Beijerland met Bastiaantje van den Polder uit Heinenoord. Ze woonden in Nieuw-Beijerland, daar werden tenminste hun tien kinderen gedoopt, waarvan er vijf vóór de vijfde verjaardag overleden.

Cornelis Dubel, achtste kind van Anthonie Lambertus, geboren 05-03-1814 te Nieuw-Beijerland, van beroep verver, huwde te Charlois 07-09-1832 met Adriaantje van Mastrigt. Zij kregen 12 kinderen, waarvan er zes Jacob heetten en twee Jacoba, Anthonia, Maria en Anthonie. Negen kinderen stierven voor hun vierde jaar, Maria werd tien jaar oud. Drie kinderen was een langer leven beschoren, waaronder de laatste Jacob. Hij werd geboren 05-07-1847, werd schilder/verver en trouwde 14-03-1872 met Jannetje Dirkje Roozewaard uit Rhoon. Hij overleed 14-10-1908 in Rhoon.

Cornelis Dubel kocht 18-04-1860 van Hendrikus van Looijen een gedeelte van een tuin, gelegen aan de Werkersdijk/hoek Dorpsdijk, groot 7 a en 90 ca. Van Looijen was bouwman (boer), zijn boerderij stond aan de Dorpsdijk tegenover de Rijsdijk, later nr. 126. Rond 1900 was daarin het café “De rijzende zon” gevestigd. Dat was een treffende naam, vanuit de ramen aan de voorkant van het huis, keek men de Rijsdijk in, recht naar het oosten, en kon men dus ’s morgens prachtig de zon zien opgaan.

In het midden van de vorige eeuw was er het timmermansbedrijf van Do- en zijn zoon Cees Cense gevestigd. Op het opengebleven stuk grond, tussen de boerderij van Van Looijen en het pand van Dubel, werd wat later in de negentiende eeuw een woonhuis gebouwd voor dokter Donkersloot.

Cornelis Dubel liet op de gekochte grond een pand bouwen, waarin een woonhuis, een winkel en een schilderswerkplaats werden ondergebracht. Het pand stond, en staat nog steeds, met de lange zijde aan de Werkersdijk en de kopgevel aan de Dorpsdijk, waar de ingang kwam van de winkel. Aan het andere eind was de schilderswerkplaats, in die tijd ook winkel genoemd, “schilderswinkel”, zoals b.v. ook timmermanswinkel. Het woongedeelte was tussen de beide winkels in. In de winkel aan de voorzijde werden kruidenierswaren verkocht en ook manufacturen en klompen, dus wie weet wat nog meer.

De klompen werden waarschijnlijk bij de klompenmaker ingeslagen, geverfd (vaak wit) en weer verkocht. Witte klompen waren voor netjes, voor kinderen naar school, misschien ook vrouwen thuis. Soms ging men zelfs met klompen naar de kerk. Er was toen behalve ’s zondags tweemaal, ook ’s woensdagsavonds een kerkdienst, tenminste voor protestanten.

Mijn moeder ging rond 1900 ’s zondags met schoenen naar de kerk maar ’s woensdags met klompen, en zij niet alleen. Bij het landwerk droegen de mensen waarschijnlijk ongeverfde klompen en dat zal het grootste deel geweest zijn, Rhoon was een boerengemeenschap. In de scholen waren voor de kinderen in de gangen kapstokken en daaronder speciale klompenbakken; je mocht niet op klompen in de leslokalen. In de laatste jaren van W.O. II liep iedereen weer op klompen omdat er geen schoenen meer te koop waren, dat heb ik nog meegemaakt.

Terug naar de schilderswinkel.

Cornelis Dubel overleed in 1879, zijn enig in leven gebleven zoon Jacob zette het bedrijf voort. Hij was 14-03-1872 getrouwd met Jannetje Dirkje Roozewaard uit Rhoon. Zij waren mijn grootouders, men kan mijn oma (opoe zeiden we vroeger) zien op een ansichtkaart uit 1902, staande voor haar winkel/huis, gekleed in klederdracht met witte keuvel (muts).


De Dorpsdijk in 1902

 

Jacob Dubel en zijn vrouw kregen zeven kinderen, drie zonen en vier dochters. De oudste zoon Cornelis, begon in Pernis zelf met een schildersbedrijf en werd daar o.a. ook dirigent van de Gereformeerde zangvereniging. Mijn vader, Bastiaan Anthonie, het jongste kind van Jacob, werd ook lid van dat zangkoor, waarschijnlijk door zijn broer geworven. Mijn moeder, Neeltje Hoogendorp uit Pernis, was ook lid van dat koor en daardoor zal het wel gekomen zijn dat die twee een paar vormden, met het gevolg dat ik een van hun kinderen werd, geboren in 1931.

Jacob Dubel overleed plotseling in 1908 aan een hartinfarct. Zijn twee oudste zonen hadden toen beiden al een eigen bedrijf; Cornelis een schildersbedrijf in Pernis en Hendrik een bodedienst, ook in Pernis. Dan waren er vier dochters en tenslotte zoon Bastiaan, de jongste, van beroep ook schilder, werkte bij zijn vader. Het bedrijf werd voortgezet onder de naam “Wed. J. Du Bel, Schildersaffaire, Rhoon” (dat staat tenminste op een oude rekening).

Mijn vader, achttien jaar oud, deed het werk met behulp van een paar medewerkers en hij schreef de rekeningen. Dat gebeurde in die tijd één keer per jaar, in januari, dan werd alles wat er in het voorgaande jaar was geleverd aan materiaal en arbeid, vermeld. Bij het innen van de rekening tekende hij met “Voldaan p.o. Wed. J. Dubel – B.A. Dubel”. Ik ben ook in het bezit gekomen van een paar rekeningen, door hem in 1916 geschreven. Het is heel bijzonder om die te lezen, vooral de prijzen van materialen en arbeidsloon. Op één zo’n rekening worden alle kosten vermeld van het verven, behangen en van glas voorzien van een nieuw huis, t.w. ƒ 163,93, ongeveer € 74,50. Dat betaal je nu voor één uur arbeid. De verf was ook toen relatief duur, 1 à 2 gulden per kg., maar het arbeidsloon, 307 uren voor ƒ 65,61 ongeveer ƒ 0,21 per uur, daar kun je nu niet eens een toverbal (snoepje) voor kopen. Maar het kan nog erger. Op een rekening van mijn grootvader, Jacob Dubel, uit 1882 is het arbeidsloon ƒ 0,15 per uur, ongeveer 7 eurocenten.

In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. In 1916 moest mijn vader, inmiddels bijna 27 jaar oud, hoewel hij eerder uitgeloot was, alsnog in militaire dienst wegens de algemene mobilisatie. Na het eind van de oorlog in 1918, werd mijn moeder ziek.

Uiteindelijk kon Bastiaan Anthonie Dubel, geboren 26-10-1890, zoon van Jacob Dubel en Jannetje Dirkje Roozewaard, in september 1920 trouwen met Neeltje Hoogendorp, dochter van Cornelis Hoogendorp en Maria Buijs uit Pernis. Ze gingen in het voorste deel van het pand aan de Dorpsdijk wonen, dat was de voormalige kruidenierswinkel, daar werd in 1921 mijn oudste broer Jacob geboren.

Toen mijn vader uit dienst kwam, zag hij kennelijk het schildersbedrijf niet meer zo zitten want hij ging als timmerman in loondienst werken. Mijn vader zei, je kunt beter een grote knecht zijn dan een kleine baas. Er is daar ook wel iets voor te zeggen. In mijn gesprekken met Jacob Spruijt, de huidige eigenaar van de Formido-vestiging in Poortugaal, kwamen vele kleine en grote problemen naar voren van een ondernemer, als b.v. faïllissementen van aannemers waar Spruijt voor werkte en waar hij grote bedragen voor geleverd werk niet uitbetaald kreeg, en vele kleine problemen met personeel en klanten, b.v. een schilder die een ruit gezet had, ruimde de rommel niet op of een die niet op zijn werk kwam omdat het mistig was, enz. enz.

Op 27-06-1923 werd door mej. Jannetje Dirkje Roozewaard, weduwe van Jacob Dubel, verkocht aan Jacob en Adrianus Spruijt, een huis met schilderswerkplaats en erf, aan de Dorpsdijk te Rhoon. De gebr. Spruijt, afkomstig uit Pernis, woonden toen waarschijnlijk al enige tijd in het schildershuis want mijn broer Cornelis werd op 14-09-1922 geboren in een houten noodwoning aan de Oud Rhoonsedijk in Poortugaal. Die noodwoning had mijn vader gebouwd op een door hem gekocht stuk grond aldaar, waar hij zelf ook een definitief stenen huis bouwde, waarop het jaartal 1923 staat.

De gebr. Spruijt zetten het schildersbedrijf voort. In een notariële akte d.d. 24-11-1938 wordt vermeld dat Adrianus Spruijt, vroeger schilder en behanger was, maar op dat moment winkelier. Hij was kruidenier in wat nu het “Witte Huys” is, Dorpsdijk 140. Op 15-04-1939 werd door notaris Van Trigt in Poortugaal vastgelegd dat Adrianus Spruijt uit het schildersbedrijf stapte en het door Jacob alleen werd voortgezet. Elias Spruijt (Ees), enige zoon van Jacob, groeide in het bedrijf op, leerde het schildersvak en nam geleidelijk de leiding over.

Na W.O. II verbreedde Spruijt zijn horizon. Het begon ermee dat men pasklare artikelen ging verkopen, busjes verf, stopverf, plamuur, kwasten, behang, enz. voor de “doe het zelver”. In 1960 werd er een echte verkoopwinkel bijgebouwd naast de werkplaatswinkel. Het assortiment werd uitgebreid met bouwstoffen en gereedschappen. In 1965 kwam er een medewerker die zich speciaal met dit segment ging bezighouden. In 1968 was er nog een uitbreiding; er kwam een zagerij bij en een garage voor de eerste bestelauto, toen was elke meter grond bebouwd.

Ees Spruijt, gehuwd sinds 1949, kreeg in 1950 een zoon, die weer Jacob genoemd werd. Op vijftienjarige leeftijd deed ook hij zijn intrede in het bedrijf. Jacob Spruijt sr. overleed in 1975, de zaak werd voortgezet door zijn zoon Ees en kleinzoon Jacob. In 1981 overleed ook Ees, waarna Jacob jr. het verder alleen moest bolwerken. Ook in 1981 sloot hij zich aan bij de HUBO organisatie. Het bedrijf bleef groeien, het schilderswerk voor klanten en aannemers werd beëindigd, men ging zich geheel richten op de verkoop.

Op 07-02-1996 werd een nieuw en veel groter pand betrokken aan de Zwaardijk 2 in Poortugaal. Er kwam ook een andere naam: Formido Bouwmarkt. Inmiddels is er weer een volgende generatie aan de leiding gekomen, de drie dochters van Jacob jr. en hun echtgenoten/partners. Het oude complex aan de Werkersdijk werd in 1995 verkocht aan de gemeente Albrandswaard. De winkel werd afgebroken, daar werd een nieuw winkelpand gebouwd, waar Donna nu damesmode verkoopt.

Het oude, in 1863 gebouwde, gedeelte werd in 1999 door de gemeente verhuurd aan de Stichting Diaconaal- en Informatiecentrum Albrandswaard, opgericht door de Raad van Kerken van Albrandswaard. Het is nu een inloophuis waar behalve koffiedrinken, vele activiteiten plaatsvinden van prentbriefkaarten maken tot kleinschalige houtbewerking, schaken, schilderen, maaltijden voor alleenstaanden, enz., alles gerund door vrijwilligers. Ook worden ruimten verhuurd voor feesten en bijeenkomsten.

Een mooie bestemming voor mijn voorvaderlijk huis. Jammer dat het zo’n onzinnige naam heeft, n.l. “Het Boerderijtje”. Noch de familie Dubel noch de familie Spruijt hebben ooit enige agrarische- en/of boerenactiviteit ontplooid, zelfs een hond of kat zijn in deze families nooit voorgekomen. Jammer.

Roelof Dubel, bestuurslid.

Nieuwsbrief nr 20 augustus 2015