Nieuwsbrief nr. 15 – januari 2013

15.1 Van het bestuur

Als u dit leest is 2012 ook al weer geschiedenis, het was voor de Oudheidkamer een goed jaar!

Onze tentoonstellingen “Rozengeur en maneschijn” en “Tot uw dienst” werden goed bezocht, wat door de medewerkers die met het inrichten ervan erg druk zijn, bijzonder wordt gewaardeerd. 

Ook de diavoorstellingen werden, gezien de reacties, erg op prijs gesteld.

Momenteel wordt er weer hard gewerkt aan de volgende tentoonstelling die voornamelijk In het teken van de Watersnoodramp van 1953 zal staan. Deze expositie is te zien vanaf zaterdag 26 januari 2013.

 

Het is 1 februari 2013  60 jaar geleden dat deze ramp zich over Nederland voltrok , en tot op de dag van vandaag in veel gezinnen een inktzwarte bladzij is in hun leven. Ook Rhoon en Poortugaal werden door deze ramp getroffen en verloren er verloren 8 mensen het leven.

Door de eeuwen heen is ons gebied getroffen  door stormvloeden waarbij duizenden mensen het leven verloren. Zoals de Sint Elisabethvloed  van 19 november 1421, de Sint Felixvloed van 5 november 1530 en  de Allerheiligenvloed van 1 november 1570. Net als in 1953 was het veelal te wijten aan extreme weersomstandigheden en het verwaarlozen van het dijkonderhoud.

 

Thans wonen we betrekkelijk veilig in onze dorpen, doordat op 5 november 1957 door de 2 e Kamer het Deltaplan werd aangenomen en er miljarden guldens beschikbaar werden gesteld om Nederland te beveiligen tegen stormvloeden.

De dijken rond het eiland  IJsselmonde zijn de zwaarste in West-Nederland met een theoretische kansberekening van overstroming  van één  keer in de 10.000 jaar. In de  Hoeksewaard bijv. is het één keer in de 5.000 jaar.

 

Ook zullen we de komende periode in de Oudheidkamer aandacht besteden aan een andere droeve gebeurtenis n.l. die van  11 oktober 1944, toen  door  Duitse soldaten 7 mannen werden gefusilleerd  in het  buurtschap  “Het Sluisje” onder Rhoon en de vlasfabriek met 3 huizen platgebrand werd.

De bekende schrijver Jan Brokken die, zoals u wellicht weet, zijn jeugd in Rhoon heeft doorgebracht,  heeft  hierover een boek geschreven, dat op 19 januari 2013 wordt gepresenteerd.

Wij hopen dat u ook in 2013 weer van uw belangstelling blijkt zult geven door onze exposities  te bezoeken.

 

Namens bestuur en medewerkers van de Oudheidkamer wens ik u een voorspoedig  en gezond 2013.

 

Arie Beukelman, voorzitter.

 

15.2 Stamboom familie Geeve voor Oudheidkamer

 

Op zaterdag 24 november jl. overhandigden twee vertegen-woordigers van de familie Geeve uit Rhoon een stamboom van deze familie aan de heer Arie Beukelman, voorzitter van de Oudheidkamer Rhoon en Poortugaal.

 Op de stamboom zijn alle kinderen en kleinkinderen van Hendricus Geeve en Wilhelmina v.d. Poel vermeld.  Eerder ontvingen alle aanwezigen van de familiereünie op 13 oktober ll. een exemplaar van deze zorgvuldig opgestelde stamboom.

Het gebaar werd door de Oudheidkamer ten zeerste op prijs gesteld.

 

 

15.3 De ramp van 1953

Zaterdagavond 31 januari 1953  raast er een hevige storm over de polder.

Siem gaat naar huis, niet door de Pernisseweg, daar heeft hij de wind tegen, maar door de Varleweg. Het is hondenweer!

Thuisgekomen stond zijn vader hem al op te wachten. Die was die avond al op de dijken wezen kijken, hij vertrouwde het niet en zei:

“We moeten eerst maar gaan melken (met de hand), dan kunnen de koeien naar oom Jo Barendregt in de Molenpolder.”

Na het melken de koeien dus naar oom Jo. Wat niet was voorzien, de Melkdijk naar de Molenpolder breekt ’s morgens om 06.00 uur. De koeien werden dus los gemaakt en de Essendijk opgejaagd. Ze liepen alle kanten op, zowel richting Rhoon als richting Barendrecht.

Het werd een hele puzzel om uit te zoeken van wie de koeien waren, ze stonden bij verschillende boeren.

Bij Jan Leenheer was een kalfje geboren. Er was doorgegeven dat er een kuis was geboren, maar toen ze het kalfje kwamen schetsen, bleek het een stiertje te zijn.

Zondagochtend om 10.00 uur brak de Melkdijk bij de Portlandsepolder door, een muur van water zag Siem op zich afkomen.

De varkens waren op de til gezet, ook de kippen had Siem nog, door het water wadend, op de til gezet. Dat waren stommerds, ze gingen op het stro dat op het water lag en verdronken.

De knechts werden uit hun huizen gehaald. Er kwam voor hen een bootje en zo werden ze naar de vaste wal gevaren.

Het huis van Bas Breuren, de eerste knecht, stond hoger. Zij zijn door het raam op een boerenwagen geklommen .

De meubels op de boerderij zijn gedeeltelijk naar de zolder gebracht, de grote stukken op elkaar gezet. Het water kwam echter steeds hoger en de boel is gaan drijven.

Toen het water weg was, bleek alles in elkaar gezakt en vol bagger.

Nu, 60 jaar later, zit het zout nog in de muren van de boerderij!

Hoeve Portland tijdens de watersnood in 1953.

Het land kwam in mei ’53 weer droog, in de Zegenpoldersezeedijk waren de gaten gedicht.

In de zomer is er schuimaarde op het land gestrooid, een afval van de bietenfabriek. In het najaar werd er weer tarwe gezaaid.

In de schuur lagen zakken met erwten, die waren gebarsten. Wat een stank was dat!

De koeien hebben in een schuur van de familie aan de Hordijk gestaan.

Dankzij een gift uit Noorwegen, hebben we na die tijd machinaal kunnen melken. 

Het water dat over de Essendijk liep, stroomde richting Reedijk over de Groene Kruisweg, die ook afgesloten was.

Dit zijn zo maar een paar herinneringen, die in mij opkomen als ik aan de watersnood van 1953 denk.

 

Lien Barendregt, medewerkster.

 

 

15.4 Van graan tot meel.

 

Op 13 februari 1873 werd in Zegwaard geboren Willem Veldhuijzen als zoon van Cornelis Johannes Veldhuijzen en Johanna Rodenburg.

Willem trouwde op 11 oktober 1900 met Geertje Lammens, ook in Zegwaard geboren op 16 november 1873 als dochter van Pieter Machiel Lammens en Krijntje Koetsier.

Zowel vader Veldhuijzen als vader Lammens waren graanhandelaar en hadden een eigen bedrijf in die branche.

Willem had ook nog een oudere broer, die te zijner tijd zijn vader zou opvolgen in het ouderlijk bedrijf. Ook Willem werkte bij zijn vader in de zaak, maar zag daarin voor zichzelf op langere termijn geen toekomst!

 

Met financiële hulp van zijn vader en door een erfenis van zijn vrouw kan Willem Veldhuijzen op 15 oktober 1900 in Rhoon voor ƒ 3.000,– kopen:

 ” Een pakhuispand met schuur en erf, staande aan het Rhoonse Veer, sectie C nrs. 517 en 592, samen groot 5 aren en 30 centiaren”. Het adres was wijk A nummer 104. De vorige eigenaar had in dit pakhuis een kolenhandel, die Veldhuijzen ook overnam en daarbij begon hij een graanhandel.

In 1908 stopt Willem met de kolenhandel, het zal mogelijk wel wat problemen hebben opgeleverd, twee zulke verschillende producten in één bedrijf te verwerken. Heb je kolen bij iemand thuisbezorgd, zo iemand zat onder het zwarte stof en moest eerst in bad voordat hij meel bij de bakkers kon gaan brengen. En hoe houd je het zwarte stof in je bedrijfspand, dat toch van bescheiden afmetingen was, gescheiden van het witte.

De graan- en meelhandel en maalderij, begonnen in 1900, was een goedlopende bedrijfstak geworden, zodat de “zwarte” kolenhandel zonder bezwaar kon worden beëindigd.

De plaats van het bedrijf was zeer gunstig, op de kop van de Rhoonse haven, alle transport naar andere plaatsen vond in 1900 immers over water plaats. De eerste andere transportmogelijkheid kwam in 1903, dat was de stoomtram. Fatsoenlijke wegen kwamen pas in de jaren dertig, b.v. de Groene Kruisweg, en ook de eerste vrachtauto’s kwamen toen.

 

Bij Willem Veldhuijzen en Geertje Lammens werden vier kinderen geboren: Cornelis Johannes, Pieter Machiel, Jan en Krijntje Jansje. De oudste zoon, Kees, gaat in 1916 bij zijn vader in de zaak werken, de tweede zoon, Piet, gaat naar het lyceum, hij wil predikant worden.

 

Kees, die bestellingen bij klanten bezorgt, komt o.a. bij de familie Muijs aan de Molendijk in Rhoon, wonend in de “Maria Hoeve”. Dit was een fors landhuis, begin 1900 gebouwd voor de kunstschilder Dirk Nijland. Na zijn vertrek uit Rhoon was het huis gekocht door Arie Muijs uit Rotterdam, handelaar in bouwmaterialen. Kees Veldhuijzen kwam daar kleindierenvoer, b.v. voor kippen, bezorgen en ontmoette dochter Wilhelmina (Mien). Hieruit ontstond een relatie, die resulteerde in een huwelijk op 8 oktober 1925.

 

 

Inmiddels waren op 5 mei 1921 het huis en de schuur op het Rhoonse Veer afgebrand. Er werd naar een ontwerp van Bas Bouman een nieuw en royaler bedrijfspand met woonhuis gebouwd. Na zijn huwelijk betrokken zoon Kees en zijn bruid de bedrijfswoning. Vader Willem had intussen een woonhuis voor zichzelf laten bouwen aan de Dorpsdijk 130, toen Veerstraat genoemd, ook door Bas Bouman ontworpen.

Toen vader Willem zijn nieuwe woning in gebruik nam, werd de dagelijkse leiding van het bedrijf aan zoon Kees overgedragen en hield pa alleen de supervisie.

Geleidelijk groeide het bedrijf, er werden ook andersoortige handelingen verricht, b.v. schonen, pletten, mengen en nog steeds malen natuurlijk. Er kwamen transportmiddelen, drie paard- en wagens en het bijbehorend personeel, voerlieden voor de wagens en mensen in de zaak voor het malen, mengen en verpakken en zelfs een boekhouder.

De maalderij van de fam. Veldhuijzen in de jaren dertig.

 

Op 28 april 1926 werd de eerste vrachtauto aangeschaft, een Chevrolet truck, met extra’s -1 voetpomp, 1 binnenlicht, 1 ruitenwisser (met de hand te bedienen) en 1 hoorn-, totaalprijs ƒ 2.280,–. Ook de richtingaanwijzers werden met de hand in werking gezet door aan een touwtje te trekken, het waren soort handjes die op en neer wapperden, afgekeken van een fietser die zijn hand uitsteekt.

 

De auto werd gekocht bij rijwielhandel Joh. Th. Bestenbreurtje in Rijsoord, de fiets was heel wat eerder ingeburgerd dan de auto, nu totaal onvoorstelbaar.

Twee personeelsleden leerden chaufferen.

 

 

Hannes Mierop was de knecht (tegenwoordig medewerker genoemd) die het thuisfront beheerde (malen en mengen). Alle verschillende dieren hebben verschillende mengsels voeder nodig: koeien, kalveren, biggen, zeugen, varkens en kippen; gemengd graan en ochtendvoer, enz.enz. Aanvankelijk werd dit mengen met de hand gedaan, d.w.z. met de hand met een schop daarin, later werd er een mengmachine aangeschaft.

Het andere personeel zorgde voor transport, halen van het geoogste graan bij boeren, het terugbezorgen van producten en veevoeders, bezorgen van meelproducten bij bakkers en ook kippenvoer e.d. bezorgen bij de kleinere afnemers.

De drie aanwezige wagens hebben dan ook erschillende formaten, een kleine, een grotere en een grote wagen, te gebruiken afhankelijk van  de te vervoeren

vracht.

 

 

Eens per week werd er per schip buitenlandse maïs aangevoerd in de haven. Het lossen ging als volgt: in het ruim de maïs in zakken scheppen en deze dan uitdragen en in het pakhuis brengen, ongeveer 100 meter lopen, dat was een dag had werken.

 

In 1927 had zoon Jan, die na zijn schooltijd ook in het bedrijf  was gaan meewerken, trouwplannen. Vader Willem greep deze gelegenheid aan om ook in Poortugaal een vestiging van het bedrijf te beginnen. Hij kocht van Pleun Jasper van der Linden “een woonhuis met schuren, moestuin en erve” aan de toen zo genoemde Laning no. 66, nu F. van der Poest Clementlaan. Willem Veldhuijzen liet de gebouwen slopen en er een nieuw bedrijfspand met woonhuis bouwen. Zijn zoon Jan trok hier in met zijn kersverse echtgenote Adriana van der Neut, waarmee hij op 26 april 1928 was getrouwd.

Dit nieuwe bedrijf werd in hoofdzaak gebruikt voor het schonen en sorteren van granen en peulvruchten. Voortaan kon de firma opgekochte granen zelf “schonen”, d.i. zuiveren van stof en onkruidzaden en verwerken of te koop aanbieden. Ook was er nu een verkooppunt in Poortugaal bijgekomen.

De klantenkring strekte zich inmiddels uit over heel West-IJsselmonde, Barendrecht en Rotterdam-Zuid. Er werd ook gehandeld in hooi en stro.

 

Vanaf 1906 ging Willem Veldhuijzen ook een aantal melkkoeien houden. In het na de brand nieuwgebouwde pand werd een koeienstal gemaakt voor 10 koeien. Het voer was dicht bij de hand.

 

Het bedrijf floreerde, ook het gezin van Cornelis Johannes en Maria floreerde, tussen 1925 en 1946 werden zij verblijd met tien kinderen, vijf zonen en vijf dochters. De oudste dochter werd zelfs Flora genoemd (kleine woordspeling).

 

In 1942 overleed Willem Veldhuijzen, het bedrijf kwam toen geheel in handen van zoons Kees en Jan. In 1964 werd het bedrijf overgenomen door de derde en vierde zoon van Kees, Kees jr. en Henk. Ca. 1980 werden de activiteiten in Poortugaal beëindigd. In 1988 gaf Henk zichzelf pensioen en zette Kees het bedrijf in afgeslankte vorm nog voort, vanaf 2005 in een schuur aan de Essendijk no. 34.

 

Boeren met koeien zijn er niet meer in deze omgeving. Het aanbod is nu voornamelijk gericht op luxe paarden en kleine dieren, pluimvee voor liefhebbers.

Cornelis Johannes Veldhuijzen, inmiddels 82 jaar oud, is de huidige eigenaar en bedrijfsvoerder van het bedrijf dat nog altijd heet: Fa. W. Veldhuijzen.

 

Roelof Dubel, bestuurslid.

 

 

15.5 Herberg Het Wapen van Rhoon – Dorpsdijk

 

Een herberg speelde in vroeger tijden in het dagelijks leven een belangrijke rol. De reiziger kon er overnachten, de openbare verkopingen werden er gehouden en vaak was het de halteplaats voor de postkoets. In bijna alle dorpen was er wel zo’n herberg, in Poortugaal had je Het Wapen van Poortugaal en Albrandswaard, er was een Wapen van ‘s-Gravenambacht, enz.

 

Wij kennen allen het Huis te Pendrecht als Het Wapen van Rhoon, maar dit werd eerst rond 1818 herberg, de eerste herberg Het Wapen van Rhoon stond schuin tegenover het Huis te Pendrecht en werd later bekend als het Hogehuis waar de familie De Lange een manufacturenwinkel had.

 

De eerst bekende herbergier in Het Wapen van Rhoon, waar ook een kolfbaan bij was,  is in 1553 Jan Lenertsz. Coman. Hij is één van de 12 huiseigenaren die in de belasting werden aangeslagen, tweede in grootte, het werd direct na de woning van de Van Duijvelands genoemd.

Pieter van Duijveland, heer van Rhoon en Pendrecht, komen we vervolgens tegen als eigenaar en verpachter  van de herberg Het Wapen van Rhoon.

 

Op 1 juni 1643 geeft de heer van Rhoon consent aan Adriaentje Bastiaansdr. Casteleijn, weduwe van Jan Willems de Bel, tot het houden van herberg met wijn en bier.

In 1666 is Bartel Hep hier herbergier, hij legt 2 augustus 1666 op verzoek van jonckheer Pieter van Rooden, een verklaring af over een controverse tussen Pieter van Rooden en Hubert de Jong, waarbij de laatste dreigde Pieter van Rooden “door de kop te schieten“.

Leendert Bastiaen de Wercker, Jan Roobol en Pieter van der Houck verklaren in 1666 dat zij 1½ jaar geleden op de gemeenelantsrekeninge zijn geweest en hebben gezien dat de heren vriendschappelijk de maaltijd gebruikt hebben.

Op 29 juli 1666 legt Jan Roobol op verzoek van jonckheer Pieter van Rooden een verklaring af over een ruzie in het huis van Maria Robbert tussen Pieter van Rooden en Jan Roobol. Pieter van Rooden was in beschonken toestand.

 

Op 10 november 1683 wordt door mr. Nicolaas Geltzack, als gemachtigde van de Hove van Holland op 20 november 1682 voor de boedel van Pieter van Duijveland van Rooden, in zijn leven heer van Rhoon en Pendrecht, verkocht aan Jan Pietersz. Berckel huijs, schuijr en erve genaamt het ”Wapen van Rhoon“.

 

Belent oost het erfpacht boomgaartje van Jan Pietersz. Berckel van de Hoog Edele Heer van Rhoon, zuid Cornelis Bijlevelt, west de Dorpsdijk, noord Jan Pietersz. Berckel zijn huijs, met een schuldbekentenis van 450 carolus gulden.

Jan Pietersz. Berckel is bakker en getrouwd met Maartje Jansdr. Bijlevelt. Hij bewoonde het huis naast de herberg. Op 7 oktober 1713 verkoopt hij zijn huis annex bakkerij aan Ary Jansz. van Gelder.

 

Zoon Pieter Jansz. Berckel volgt zijn vader op als logementhouder. Hij geeft zich 9 januari 1705 aan om te trouwen met Anna Maria Groenendijk. Op 10 maart 1714 heeft Pieter Jansz. Berckel, hospes en herbergier in ’t Wapen van Rhoon,  een schuldbekentenis van 900 gulden aan Hugo van Gaal te Warmond. 

 

Op 11 maart 1728  verkoopt Pieter Tettero aan Jan van de Wetering “seecker huijs ende erve met de erfpacht boomgaard daaraan gelegen, staande en gelegen binnen de dorpe van Rhoon, daar het Wapen van Rhoon uijthangt, ende de tapnering lange jaren is gedaan” voor

ƒ 1.350,–.

 

Jan Gerritsz. van de Wetering is geboren ca. 1688 in ’s-Gravenzande, hij trouwt op 5 mei 1715 in ’s-Gravenzande met Gijsbertje Vreem, geboren ca. 1690.

Jan van de Wetering komt reeds 1 november 1716 met zijn huisvrouw Gijsbertje Vreem met attestatie van ’s-Gravenzande naar Rhoon. Het overlijden van Jan van de Wetering wordt aangegeven op 2 september 1754 in Rhoon.

 

Kennelijk is de uitbating van de herberg geen succes want op 17 januari 1756 is de boedel van Gijsje Vreem, weduwe van Jan van de Wetering, insolvent. Geveild wordt dan: “Een hegt sterk wel doortimmerde herberg genaamd het Wapen van Rhoon, huijs, stallinge, kolfbaan, erve, thuijn en boomgaart. Belent ten oosten de gemeenlandse watering, noord Jacob Staase van Gelder en Dirk van Beek, ten westen de Dorpsdijk en ten suijden Arij Staase van Gelder. Koper wordt Bastiaan Niemansverdriet voor 525 gulden.

 

Bastiaan Niemansverdriet, gedoopt 18 augustus 1726 te Rhoon, zoon van Willem Bastiaansz. Niemansverdriet en Arijaantje Herberts, trouwt 23 mei 1756 te Poortugaal met Jacomijntje Ariensdr. van der Schee. Na haar overlijden hertrouwt hij 12 oktober 1781 te Rhoon met Cornelia Pietersdr. den Otter.

Op 31 oktober 1778 verkoopt hij aan Joost Pickhart “de herberg het Wapen van Rhoon, huijs, schuur, erve en boomgaard. Belent ten oosten de gemeenlandsewatering, zuid Louwrens van der Vlugt, west de Dorpsstraat”, voor 50 gulden contant en een hypotheek van 500 gulden.

Joost Pickhart, getrouwd ca. 1758 met Ariaantje Braal, komt op 19 oktober 1778 van Sint Annaland naar Rhoon. Joost Pickhart is naast herbergier ook meester drooger in de meestoof De Hoop. Deze meestoof stond op de hoek Tijsjesdijk, Dorpsdijk en Essendijk.

Adriaantje Braal, weduwe, wordt 16  februari 1803 in Charlois begraven.

8 mei 1790 wordt door Jacobus Tromer, curator in de insolvente boedel van Joost Pickhart en Ariaantje Marinusse Braal, getransporteerd aan Arij Lengkeek, chirurgijn, “de herberg het Wapen van Rhoon, huis, schuur en erve en boomgaard. Belent oost de gemeenlandsewetering, zuid Jan Bastiaans van Gelder, west de Dorpsstraat, noord Bastiaan van Gelder en de erve Dirk van Beek”, voor ƒ 1.080,–.

 

Arij Lengkeek is gedoopt 25 december 1750 te IJsselmonde, zoon van Bernardus Lengkeek en Ingetje Boles. Hij komt 19 april 1776 van IJsselmonde naar Rhoon. Arij Lengkeek trouwt te Rhoon op 5 oktober 1777 met Ariaantje Braat, gedoopt 28 augustus 1748 te Poortugaal.

 

Vervolgens komen we burgemeester Matheus Marinus Schepman tegen als eigenaar van Het Wapen van Rhoon. Uitbater van de herberg is in 1815 Adrianus de Raadt, hij was eerst bouwman op de ouderlijke hoeve aan de Kleidijk. Hij is 24 juni 1812 in Rhoon getrouwd als weduwnaar van Pietertje Hordijk, met Hendrica Catharina Gielen, geboren 23 februari 1793 in Rhoon, dochter van Jan Gielen en Aaltje Jochem. Adrianus de Raadt is herbergier tot omstreeks 1818. Hij is de laatste herbergier in de oude herberg, in 1819 is hij bij het huwelijk van zijn dochter uitlandig (in het buitenland).

 

Op 2 november 1846 is er scheiding en verdeling van de nagelaten goederen van Matheus Marinus Schepman. Eigenaar van het voormalige Wapen van Rhoon worden de kinderen Anthony Marinus Hendrik, Ada Camilla en Theodora Johanna Schepman.

Op 24 augustus 1847 verkoopt Ada Camilla Schepman, huisvrouw van Pieter Jillis de Vos, 1e luitenant in het Oost-Indisch leger, aan Anthony Marinus Hendrik Schepman het onverdeelde 1/3 deel in huis, schuur, tuin, boomgaard en koetshuis aan de Dorpsstraat.

Anthony Marinus Hendrik Schepman is 30 december 1809 te Piershil geboren, burgemeester van Rhoon, overleden te Rhoon 18 november 1882. Hij trouwt 29 mei 1840 in Amsterdam met Ada Gerarda Wassenbergh, geboren 18 maart 1819 te Amsterdam, dochter van Abraham Wassenbergh en Margaretha Catharina van Harlingen, overleden in Rhoon 9 juli 1893.

 

Erfgenamen zijn de kinderen, Teunis Anthony Donkersloot, geneesheer, gehuwd met Hendrika Elisabeth Schepman, Matheus Marinus Schepman, rentmeester, Margaretha Catharina Schepman, Abrahamina Alida Schepman, Ada Gerarda Schepman en Johan Frederik Lodewijk Schröder. In 1908 wordt het koetshuis gesloopt.

Matheus Marinus Schepman, rentmeester van Rhoon, geboren 17 augustus 1847 in Rhoon, trouwt 23 mei 1877 te Rhoon met Agatha Engelina Johanna van der Hoeven, geboren 5 april 1854 te Rhoon, dochter van Pieter Abraham van der Hoeven, predikant te Rhoon, en Fermina de Goeijen. Hij trouwt 2e te Amsterdam 16 mei 1889 met Anna Maria Margaretha Barger, geboren te Utrecht 26 december 1861, overleden in Zeist op 30 augustus 1930, dochter van Ds. Gerrit Barger en Gerardina Frederika Levert.

 

Op 18 mei 1910 is er een openbare verkoop van huis, koetshuis en erf. Koper wordt Aart Schaberg voor ƒ 2.490,–. Vervolgens wordt eigenaar een zekere Verkade uit Rotterdam.

 

Margaretha Catharina Schepman, dochter van Anthony Marinus Schepman en Ada Gerarda Wassenbergh, komt uit Voorburg naar Rhoon, zij is de laatste van de familie Schepman die  het huis bewoont, zij overlijdt op 28 april 1932, oud zijnde 87 jaren.

 

In 1925 huurt Aalbert de Lange het pand en begint er een manufacturenwinkel. Aalbert de Lange is geboren in 1891 in Bergambacht, zoon van Adrianus de Lange en Cornelia Molenaar. Aalbert de Lange trouwt 6 maart 1915 in Krimpen aan den IJssel met Paulina van der Schans, diensbode bij Dominee van Walsum. Zij is geboren in 1891 in Krimpen aan den IJssel, dochter van Karel van der Schans en Maria van Breningen. In 1953 wordt de manufacturenhandel beëindigd. Het huis werd  bewoond door 4 huisgezinnen, o.a. zoon Karel de Lange, manufacturier.

De laatste eigenaren zijn de aannemers Jan en Chiel Louter, zij gebruiken het oude pand als opslag voor hun materialen. In 1978 wordt de oude herberg gesloopt in verband met voorgenomen woningbouw. 

 

Arie Beukelman, voorzitter.

 

 

 

15.6 “Op Rhoon”.

Enige tijd geleden is de Oudheidkamer in het bezit gekomen van een aantal exemplaren van het in 1994 door Ellie Rietveld geschreven boekje “Op Rhoon”.

In “Op Rhoon” wordt de sociale geschiedenis van Rhoon vanaf 1900 beschreven. Het is niet meer verkrijgbaar via de boekhandel. Voor verzamelaars en andere belangstellenden een unieke gelegenheid om dit boekje alsnog in hun bezit te krijgen voor de prijs van € 10,– per stuk.

 

 


15.7 Voetbal in Poortugaal

Het was in de dagen, dat van de Poortugaalse voetbalvereniging V.IJ.W. haar roem reeds lang verbleekt was en deze eens zo sterke Vereniging IJsselmonde West  langzaam maar zeker het ogenblik van ondergang zal naderen, dat in Poortugaal de schooljeugd ijverig de voetbalsport beoefende. ’s Morgens en  ’s middags vóór schooltijd werd er op de openbare weg gevoetbald en zo ontstonden er clubs van schooljongens, waar wel iets ouderen lid van waren.

Met grote animo werd er tussen die clubjes onderling gespeeld, met namen als K(lein) M(aar) D(apper), Blauw-Wit en weer later P.V.V., een enkele maal ook al wel eens tegen een ander dorp. Zo werd er tegen een Rhoonse vereniging gespeeld, die met 6-0 verslagen werd. Wel dient gezegd te worden dat “K.M.D.” toen ongeveer 20 spelers in het veld had, waartegen de Rhoonse tegenstanders natuurlijk niet opgewassen bleken!

Uit diezelfde groepen van schooljongens en iets ouder, en aangevuld met enkele jongeren uit de daarna geheel verdwenen club V.IJ.W., is tenslotte P.S.V. Poortugaal voortgekomen.

Als oprichtingsdatum staat bekend: 20 april 1927, de dag waarop er van de heer Jac. Schaberg toestemming verkregen werd om te voetballen op een weiland aan de Oostdorpseweg, algemeen bekend als het “Padstuk”, zonder dat de club enige huur behoefde te betalen! Heel belangrijk voor een vereniging met bijna allemaal jonge spelers. Zo werd de vereniging tevens in staat gesteld om reeds in de eerste jaren telkens een klein bedrag op de Nuts-Spaarbank te brengen, iets waarvan er later toen de vereniging groter was geworden en soms hele grote uitgaven kreeg, eerst goed de waarde werd ingezien!

De club werd “Hercules” genoemd; het aantal leden was niet duidelijk, maar uit krantenberichten in “De Hoeksche Waard” bleek dat er in juli 1927 reeds twee elftallen speelden. Een bestuur hield men er niet op na!

Jan van Luijk (Jac.zn.) vervulde de functies van balbewaarder, secretaris en penningmeester tegelijk! Dit is wel heel kenschetsend voor de gebrekkige inrichting van de vereniging in haar eerste jaren.

Maar met dat al: wat een spannende wedstrijden werden er ’s zomers gespeeld tegen de naburige dorpen.

En al was het terrein wat smal, al was er nog geen goede kleedgelegenheid en al liep er tussen de spelers nog wel eens één op klompen, men had toch eigenlijk evenveel (of meer) plezier in het spel als thans.

 

Alleen op zomeravonden en in de lente, wanneer de dagen lang genoeg waren, werd er gespeeld.

 

’s Winters (1927/28, 1928/29 en 1929/30) werden de voetbalschoenen opgeborgen. In de zomer van 1928 voetbalden “Hercules” I en II er lustig op los; er werd ook deelgenomen aan talrijke seriewedstrijden op Pernis, enkele jaren achtereen zelfs.

In juli 1928 speelde “Hercules” I voor het eerst “ver van huis”: het was een hele gebeurtenis om in Oostvoorne tegen een OVV-combinatie te gaan spelen en dan met een 4-1 overwinning thuis te komen!

Het jaar 1929 bracht de vereniging weer tot verdere ontwikkeling; doordat het ledenaantal steeg, kon men regelmatig met 3 elftallen uitkomen. Toen voor het eerst, in juli 1929, werd er op normale wijze in een Algemene Vergadering, die echter nog gehouden werd op het “Padstuk”, een bestuur gekozen.

De winter van 1929 op 1930 was de laatste, waarin er niet gespeeld werd, maar grote veranderingen waren er op til. Plannen werden geopperd om het volgend jaar in de Rotterdamse Voetbalbond te gaan spelen. Het terrein was hiervoor echter totaal ongeschikt. Gelukkig stelde de heer Schaberg een andere wei ter beschikking, zodat er op 27 april 1930 de eerste wedstrijd gespeeld kon worden op het nieuwe terrein aan de Puttepoelseweg tegen een vereniging van voetballende taxichauffeurs uit Rotterdam, die met 8-3 het onderspit delfden!

 

“De Hoeksche Waard” vermeldde het bericht dat er bij die wedstrijd ruim 100 toeschouwers waren, toen blijkbaar een groot aantal! Die zomer werd er een kleedlokaal gebouwd en werden er verdere voorbereidingen getroffen om te kunnen voldoen aan de eisen van de R.V.B. inzake het speelterrein. Tevens werd de clubnaam veranderd in “Poortugaal”.

September kwam. De eerste competitiewedstrijd in de 3e klasse was een uitwedstrijd tegen “Martinit” in Schiedam. Het werd een 11-1 nederlaag, niet bepaald een opwekkend begin! Maar de verdere loop van de competitie leerde dat “Poortugaal” toch wel degelijk meetelde, want behalve de thuiswedstrijd tegen “Martinit”, werden alle wedstrijden gewonnen, zodat “Poortugaal” op de 2e plaats eindigde, zeker een eervol resultaat!

Wordt vervolgd!

 

Izak Konings, bestuurslid.

 

15.8 Adressenboek Rhoon en Poortugaal uit 1924

 

Begin vorige eeuw  waren er weinig telefoonaansluitingen, dus ook weinig telefoongidsen. Wel waren er  adresgidsen. Maar gidsen, die betrekking hadden op Rhoon en Poortugaal zijn er weinig.  Onderwerp van dit artikel is de adressengids van alle woonplaatsen op het eiland IJsselmonde uit 1924 en daaruit de focus op Rhoon en Poortugaal.  Hierin worden o.a.  vermeld de naam van de hoofdbewoner,  beroep en  woonlocatie.

 

IJsselmonde  was toen duidelijk een eiland met beperkte oeververbindingen.  Zelfs het afgedamde riviertje de Koedood vormde nog een barrière om van Albrandswaard  naar het oosten van het eiland te reizen. Er was nog geen Groene Kruisweg, wel een tramverbinding en 2 particuliere busdienstondernemingen.

 

Wat kan men, op basis van dit adressenboek, zeggen van Rhoon en Poortugaal in het jaar 1924? Per woonplaats was er 1 blz. nodig om te beschrijven  wie er in het gemeentebestuur zaten,  wie de predikanten waren, de arts enz. Nu hebben wij daar een redelijk uitgebreide gemeentegids voor nodig. De namen in de gids geven een beeld van autochtone bewoners. De vermelding van de beroepen geeft weer een beeld van  hoe de mensen hun kostje verdienden.  De locatie-aanduiding is niet de huidige straatnaam met huisnummer maar een letter A, B, C of D met een nummer.  Het is niet bekend hoe de oude locatieaanduidingen corresponderen met de huidige.  Op de website van de Oudheidkamer staat  de adressengids op volgorde van de oude locatiecode, zodat  de speurder naar het adres van de voorouders kan nagaan waar deze voorouders op dat moment ongeveer woonden.

 

Rhoon

Rhoon was een echt dijkdorp. In 1840 telde Rhoon 149 huizen met 1324 inwoners.  In 1924 waren er  465 hoofdbewoners (huizen) met 2211 inwoners met als burgemeester de heer J.C. van Es.

 

Veel voorkomende namen van gezinshoofden:

 

Groenenboom, Van der Ent, Groenendijk, Riethoff, Heezen, Van Rosmalen, De Raadt, Boender, Van Wijnen, Vrijhof, Kranenburg, Van Eijk, Dits, Dekker, Barendregt.

En de meest voorkomende beroepen (tussen haakjes het aantal) in Rhoon:

Arbeider (110),  “zonder beroep” (72),  landbouwer (56),  tuinder (38),  bootwerker (14),  timmerman (13), grondwerker (10), veldarbeider (9), metselaar (7),  klompenmaker (7), winkelier (6) en verder schippers, broodbakkers, tuinmannen.

Opvallende tijdgebonden beroepen: vrachtbode, polderwerkman, rietdekker, dokwerker, veerman, vishandelaar, sleepersknecht, kolenrijder, voddenkoopman.

 

Poortugaal

Poortugaal  telde in 1840 107 huizen en 1024 inwoners. In 1924  waren er 378 hoofdbewoners  met 2754 inwoners met als burgemeester de heer F. v.d. Poest Clement.

Veel voorkomende namen  van gezinshoofden:

Van der Schee, Van der Stoep,  Warnaar, Rooimans , Van Leeuwen, Zevenbergen, Vermaat , Ruizeveld, Van Noordt, Groenenboom, Visser, Hoegee , Groeneveld.

En de meest voorkomende beroepen (tussen haakjes het aantal) in Poortugaal:

Arbeider (107), landbouwer (49), “zonder beroep” (42), koopman (16), verpleger (15), timmerman (9),  stoker (7), slager (6), metselaar (5),  klompenmaker (2), winkelier (6) en verder  schippers (8), broodbakkers (5), tuinmannen (26).

 

Opvallende beroepen: grazer, kolentremmer, verver, visser.

 

Albrandswaard

 

Albrandswaard  (Poortugaal men Rhoon incl. Portland) telde eind 2011 ruim 24.000 inwoners.  Bijna vijf maal zoveel als in 1924.

 

 

Wim Kranenburg, penningmeester.

    

 

Nieuwsbrief nr 15 – jnauari 2013